Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG8565

Datum uitspraak2008-12-18
Datum gepubliceerd2008-12-30
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 08/8020 BESLU
Statusgepubliceerd


Indicatie

Termijnoverschrijding bij het indienen van een bezwaarschrift vanwege onvoldoende kennis van de Nederlandse taal is niet verschoonbaar. Op een bestuursorgaan, hoewel daartoe bevoegd, rust geen verplichting tot het gebruik van een andere dan de Nederlandse taal in communicatie met een vreemdeling. Deze staan in het algemeen voldoende middelen ten dienste om in het Nederlands gestelde stukken van een vertaling te laten voorzien, zodat van de precieze inhoud kennis kan worden genomen.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector bestuursrecht derde afdeling, enkelvoudige kamer Reg.nr.: AWB 08/8020 BESLU UITSPRAAK als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) In het geding tussen [eiser], wonende te [plaats], en het College van burgemeester en wethouders van Voorschoten, verweerder. I. Ontstaan en loop van het geding Bij besluit van 27 augustus 2007 heeft verweerder aan eiser bericht dat hij inburgerings- plichtig is en dat hij voor het behalen van het inburgeringsexamen vanaf de datum van het besluit, 27 augustus 2007, vijf jaar de tijd krijgt. Bij brief van 5 mei 2008, door verweerder ontvangen op 14 mei 2008, heeft eiser tegen dat besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 23 september 2007 (verzonden 29 september 2007) heeft verweerder, conform het advies van de Commissie bezwaarschriften gemeente Voorschoten (verder: de commissie), het bezwaar wegens overschrijding van de bezwaartermijn niet-ontvankelijk verklaard. Tegen dat besluit heeft eiser op 3 november 2008 bij de rechtbank beroep ingesteld. Aangezien het beroepschrift in het Engels was gesteld, heeft eiser desverzocht bij brief van 17 november 2008 een vertaling van het beroepschrift in het Nederlands overgelegd. Bij brief van 27 november 2008 heeft verweerder de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend en verweer gevoerd. Na bestudering van het dossier heeft de rechtbank besloten het onderzoek te sluiten. II. Motivering Eiser, van Japanse nationaliteit, heeft zich op 9 oktober 1988 in Nederland gevestigd. Zijn echtgenote en kinderen hebben de Nederlandse nationaliteit. Met eiser heeft op 24 augustus 2007 een gesprek plaatsgevonden in het kader van de vaststelling van zijn verplichtingen op grond van de Wet inburgering (verder: Win). Bij besluit van 27 augustus 2007 heeft verweerder naar aanleiding van dat gesprek vastgesteld dat eiser inburgeringsplichtig was op grond van de Win. Tevens is bij dat besluit vastgesteld dat eiser vanaf 27 augustus 2007 vijf jaar de tijd krijgt om het inburgerings-examen te behalen. In het besluit is een bezwaarclausule opgenomen. De bezwaartermijn is op 28 augustus 2007 gaan lopen en op 8 oktober 2007 geƫindigd. Eisers bezwaarschrift is gedateerd 5 mei 2008, verzonden op 12 mei 2008 en door verweerder ontvangen op 14 mei 2008. Het bezwaarschrift is dus na afloop van de bezwaartermijn ontvangen. Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bewaarschrift zes weken. Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de bezwaartermijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Ingevolge artikel 6:9 van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Verweerder heeft het bezwaar van eiser om advies in handen gesteld van de commissie. De secretaris van de commissie heeft eiser bij brief van 27 mei 2008 verzocht een toelichting te geven op de termijnoverschrijding. Bij brief van 11 juni 2008 heeft eiser van die mogelijkheid gebruik gemaakt. Daarin heeft eiser aangevoerd dat zijn geringe kennis van de Nederlandse taal de voornaamste reden van de termijnoverschrijding vormt. Eiser heeft aangevoerd dat op het bijkantoor van een Japanse verzekeringmaatschappij in [plaats], waar hij werkzaam is, de voertalen Engels en Japans zijn, zodat hij het Nederlands niet nodig heeft. Verder heeft hij aangevoerd dat hij op 24 augustus 2007 tijdens het gesprek met een gemeenteambtenaar niet is gewezen op de mogelijkheid van bezwaar. Pas toen begin mei 2008 een Nederlandse vriend het besluit voor eiser vertaalde, werd hem duidelijk dat hij bezwaar kon maken. In beroep heeft eiser, in aanvulling op het voorgaande, nog aangevoerd dat hij het Nederlands leest, spreekt noch schrijft. In het gezin is Engels de voertaal. De gemeente is er ten onrechte van uitgegaan dat hij Nederlands kon lezen. Ingevolge artikel 2:6, eerste lid, van de Awb gebruiken bestuursorganen en onder hun verantwoordelijkheid werkzame personen de Nederlandse taal, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. Ingevolge artikel 2:6, tweede lid, van de Awb kan een andere taal worden gebruikt indien het gebruik daarvan doelmatiger is en de belangen van derden daardoor niet onevenredig worden geschaad. De rechtbank is van oordeel dat op verweerder geen verplichting rustte om zich in het schriftelijke verkeer met eiser van de Engelse taal te bedienen. De wet voorziet slechts in de bevoegdheid tot het gebruiken van een andere taal, niet in de verplichting daartoe. Er moet van worden uitgegaan dat de geadresseerde van in het Nederlands gestelde correspondentie van een bestuursorgaan in de regel voldoende mogelijkheden ten dienste staan om van de precieze inhoud van een stuk kennis te nemen. Daarbij valt te denken aan het vragen om een vertaling aan Nederlandse buren of vrienden, het inwinnen van nadere inlichtingen bij het bestuursorgaan, het raadplegen van een organisatie van expats in Nederland en dergelijke. Eiser heeft dergelijke acties niet ondernomen. Hij heeft, naar hij heeft aangevoerd, de brief opgevat als de schriftelijke bevestiging van hetgeen hem reeds eerder mondeling was medegedeeld en heeft de brief daarna opgeborgen. Verweerder heeft dan ook met juistheid geoordeeld dat de door eiser aangevoerde onvoldoende kennis van de Nederlandse taal niet kan leiden tot het oordeel dat de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar is. Hetzelfde geldt voor eisers argument dat hij van de zijde van de gemeente Voorschoten onvoldoende is voorgelicht over de mogelijkheid tot het indienen van bezwaar. Wat daarvan zij, als eiser zich aanstonds voldoende had ingespannen voor het verkrijgen van een vertaling van verweerders besluit, zou hem de bezwaarmogelijkheid tijdig duidelijk zijn geworden. Verweerder heeft dan ook op goede gronden het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk geacht. Nu door eiser in beroep geen wezenlijk nieuwe gronden zijn aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, is het beroep kennelijk ongegrond. Aan een inhoudelijke beoordeling van de bezwaren van eiser komt derhalve ook de rechtbank niet toe. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. III. Beslissing De rechtbank 's-Gravenhage, RECHT DOENDE: Verklaart het beroep ongegrond. Aldus gegeven door mr. J.W. Sentrop en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2008, in tegenwoordigheid van de griffier mr. B.J. Platenburg. Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij aan de rechtbank verzoeken omtrent het verzet te worden gehoord.